In ieder geval iets 3

Ik dacht dat het een cafe was, en dat was het ook. Ik ben er nu echt: als ik naar binnen stap voel ik dat ik er ben. Mijn voeten betreden de planken die licht veren, of zijn het mijn zeebenen? Het is er bruin en behaaglijk. Er staan 4 tafeltjes verdeeld over de 3 vrije wanden, eentje links van de deur, de tweede in de hoek, de derde aan de linker wand, de vierde rechts aan de zij wand en een stamtafel in het midden, de verste wand is voor de bar. Boven elk tafeltje hangt een scheepslamp, boven de stamtafel een grotere versie van dezelfde lamp.
De bar lijkt wel een heel eind weg, er is hier ook niemand. Och ja, daar zie ik al de barman, tappend een biertje. Terwijl ik loop naar de bar zet hij het bier voor mij neer, ik zet mijzelf ook neer, op de barkruk. En verder is er niemand, dacht ik nog steeds, maar ik hoor gelach in de hoek linksachter me. Er zitten twee vrouwen daar! En ze lachen dus, daar in die hoek aan het tweede tafeltje. Ze zijn drinkend zeker geen bier als ik het goed zie. Nee, nee, ik zie het voorwaar wel goed. Het kon wel eens een bessenlikeur en een rode wijn zijn, dat die vrouwtjes respectievelijk nuttigen! Valt eigenlijk nog mee dus, zo weinig publiek als dat hier komt. Wacht even, nou meen ik toch duidelijk biljartballen horen kaatsen… Ik draai mij eens om van mijn barman af, en inderdaad ik zie daar het laken al. Godverdomme! Waar ik dacht een stamtafel te herkennen blijkt een spelend geheel van biljard met dienaangaande beoefenaars te zijn!
“Hee, barman! MAG IK NOG ZO FIJN EEN BIER VAN U!”, schreeuw ik naar de barman die me toch al lichtelijk doof voorkwam.
Wat er toen gebeurde verklaarde waarom ik de rest van mijn leven een goede en langdurige relatie met al deze mensen opbouwde. Althans dat zou in mijn droom eens waar kunnen zijn. Ik heb een boze barman voor mij, hij wijst mij op een bord achter de bar op het dekblad van de vitrine, Ik had het bord al gezien, maar niet bewust en nu hij het uitwees zag ik het ook voor het eerst. Ik lees daar namelijk een tekst die mij niet lang maar toch intensief zou heugen, zeker gedurende de tijd dat ik nog behoefte had aan een “getapte rakker”, die avond. Ik lees het volgende niet al te luid, maar toch hardop voor aan de barman, die ik ook nog eens verdacht van een zekere mate van kippigheid met zijn wekpotglazen bril: “Wilt gij nochtans een versnapering, dringt dan niet aan maar geef het de tijd.”
Nu moet ik er bij vertellen dat ik niet goed den boosheid des Barmans begreep want als volgt ging het bord verder: “Mocht de tijd nochtans niet te vergeven zijn, laat dan uw behoefte luid en duidelijk merken.”
Ook nu weer lachen de vrouwen in de hoek, met heuren wijn en likeur.. zou dat dan nooit op raken? Ik draai mij nogmaals om naar het Libre spel dat wordt gespeeld door 3 in boerenklederdracht gehulde jongens. Het scorebord is overduidelijk niet aanwezig, oh ja, op de bar ligt een notitie blokje met 3 namen onder elkaar en verticale streepjes erachter. Ik vermoed dat daar de gescoorde punten op worden bijgehouden … de onverlaten! Ik heb toch een bui dat ik eigenlijk hier en daar met de naastgelegen pen een streepje bij wil zetten. Misschien bied ik mij wel aan als arbitrair persoon, maar dan later op de avond. Ik volg het spel zonder verdere score en word via mijn gehooringang geleid naar het vierde tafeltje, aan mijn linkerzijde te zien. Ah ja, ik dacht al dat ik het goed hoorde: het geflap van speelkaarten wordt nu bevestigd door de aanblik van 4 mannetjes met de handen er vol van. In schier willekeurige volgorde leggen ze de kaarten op een stapeltje tot eentje het stapeltje pakt en op zijn kant van de tafel legt. Het is zeker oppassen voor deze heren want 3 asbakken staan ook daar waar zij de stapeltjes telkens neerleggen, en een brand is zo begonnen en vaak moeilijk gedooft!
De barman geeft mij geen tijd meer om te schreeuwen om bier, de volgende staat er al en het smaakt goed, zo kijkend naar de vrouwen het biljard en het kaartspel. Och jongens dit kan een mens toch vermaken!

Published in: on januari 7, 2010 at 5:28 pm  Geef een reactie  

In ieder geval iets 2

Ik loop in een weiland. De zon schijnt, er is geen wind, alles is stil. Ik moet naar dat schuurtje. Ik loop al zeker 2 uur en ben nog niet dichter.
Hoe ver is het nog? Sta ik stil terwijl ik loop? Ik begin te rennen. Ik heb het warm, ik gooi mijn jas uit, hij verdwijnt in de grond. Ik moet naar het schuurtje. Ik probeer te sprinten maar iets trekt aan mijn rechterbeen. Ik zie een hand, hij heeft me vast. De hand klemt zo hard, ik voel mijn been wortelen hier in de grond. Dat wil ik niet! Uit alle macht trek ik mijn been los, wil verder, maar val, als een veertje dwarrel ik naar beneden. Het wordt donker en kil. Er verschijnt een lichtpunt in het schuurtje. Allemachtig wat is het koud… ik moet bewegen, intuïtief maak ik een zwembeweging, dat lukt. Ik zwem naar het licht. Het komt nu wel dichterbij, of toch niet, ja, toch wel. Het wordt groter en groter, het is geen lichtje, het is de zon, in het schuurtje. Ah, wat brandt de zon! Mijn huid wordt te heet, mijn haar brand en mijn ogen vervuren, ik zie niets meer dan alleen maar licht.
Dan ineens sta ik weer in het weiland, voor de schuur. Ik hoor vogels en krekels. De wind beweegt het gras en met eenzelfde golving mijn haar, ik BEN een grasspriet. Maar ik ben ook een vogel, en ik ben het weiland, en ik ben het schuurtje en ik ben alles en ik roep “Open me!”. De schuur heeft een deur, ik open de deur. Ik zie niets maar hoor iets achter me in de verte, in het weiland. Laag gerommel, het wordt snel luider, het komt dichterbij. Tot een donderend geraas me in de schuur zuigt. Mijn handen grijpen nog net de deurpost en proberen vast te houden. Ik hang met mijn handen aan de deurpost, mijn benen zijn inmiddels kilometers lang, mijn kleren worden afgerukt, mijn huid begint los te laten en stroopt langzaam vanaf mijn kruin af,  al mijn weerstand is verdwenen en ik duizel naar beneden. Ik hoor geschreeuw, duivels gelach, ik zie iemand die wordt gemarteld in verwrongen beelden, zijn ogen worden uitgestoken en ik val verder. Ik zie een slagveld, hoor kanonnen, ik zie rivieren van bloed en pijn stromen naar een vuur.  Een donkere stem roept: “Kom hier! Kom hier!” De stem sterft weg, ik val stil en open mijn ogen. Het is kwart voor vijf, de regen klettert op mijn dakraam. En het onweert, maar het trekt alweer weg.

Published in: on januari 7, 2010 at 5:27 pm  Geef een reactie  

In ieder geval iets 1

Proloog

“But I was cruel,
I treated her like a fool”

In het donker is er geen licht. In de schaduw is er geen licht. In het licht is er geen licht. De dag is zwart gelijk de nacht. Er is geen dag en er is geen nacht.
Dit was mijn state of mind, dit was mijn armageddon. Het oneindige heelal opgerold tot een vuistdik afzichtelijk zwart gat. Het zuigt alles op. Als ik je vertel hoe dit tot stand kwam overkomt je hetzelfde, vroeg of laat.
Het was niet mijn keuze, niet mijn toedoen en niet mijn doel. Welk doel ik voor ogen had is niet meer relevant. Niets is meer relevant. Toch kan ik terugkijkend leren en dat kun jij ook. En, wie weet, misschien ooit, beginnen we nog eens opnieuw.

In den beginne was er niets. Toen was er licht. Na 3 weken te lang in de baarmoeder kwam ik toch. Nu ben ik hier, een gedrocht als van een tweeling achterlatend.
Ik heb ze niet gekozen, dat is nog het vreemde, maar toch herken ik veel van wat ik me had voorgenomen. Ik kwam uit het niets en in het licht. Toch schijnt het niets niet te bestaan. Het onbestaande is niets. Het immer zijn is nooit bestaan dus
ik kan beschouwend zijn, maar wil direct tot zaken komen, hoe plat…
Op mijn 16e verliet ik ze. Op mijn 25e werd ik zelf ouder. Op mijn 32ste zag ik het echte licht, ik ga verder vertellen in het moment dat ik 36 ben, wat ook 63 kan zijn, maar dat is slechts een omdraaiing en uiteindelijk een notitie van 2 getallen. Laten we dus alsjeblieft op het geestelijk nivo kijken.

1.
Ik word wakker. Het is 07:43. Mijn wekker heb ik gezet, maar niet gehoord. Ik heb geen kater ondanks het weer en 8 halve liters Heineken, gisteravond. Het regent en is nog donker, het lijkt wel oktober. Oh dat is het ook natuurlijk sinds eergister. Herfst. De tijd van melancholie zonder uitweg. Dit denkende moet ik lachen, zo heerlijk is het om jezelf te kennen in je zwaktes. Zoals gewoonlijk gaat nu toch de wekker. Vreemd. Tijd schijnt niet te bestaan in mijn hoofd. Ik baal elke dag dat een mens slaap nodig heeft. En ik krijg veel te weinig naar menselijk maatstaven en gezien de energie die ik verbruik. Uiteindelijk zal ik het wel terug krijgen, ik bedoel het moet eens fout gaan.
Ik zet koffie en ga zitten voor het Ontbijt journaal. Ik bedenk me dat ik me ziek moet melden, maar doe het niet, ik heb verplichtingen met mensen die het alleen niet redden, waar ik een zwak voor voel. Alweer die zwakte. Wacht eens even… ik heb haar gister een mailtje gestuurd.

Published in: on januari 7, 2010 at 5:26 pm  Geef een reactie