Achter de donkere geraniums gezeten staarde de brombeer in de nacht. De sterren fonkelden en een schiere maan gaf het weiland wat licht.
Op zijn oude dag zat hij vaak wat te mijmeren. Fijne herinneringen ophalend aan een leven dat nu toch wel op zijn einde liep.
‘Ik heb het toch goed gehad? Ik had een lieve vrouw, leuke kinderen, aardig werk…’
Maar zoals wel vaker tijdens het mijmeren, was er iets dat aan hem knaagde. Alsof het leven hem niet alles had gegeven, iets… ontbrak er.
‘Ik heb hard gewerkt, was goed voor mijn omgeving. Ik…. ik…’
‘Hee! wat is dat?’
Een vallende ster flitste even, nauwelijks zichtbaar.
‘Een vallende ster! Ha, nu mag ik een wens doen, toch?’
Hij glimlachte bij de gedachte.
‘Een wens…. nou even denken…’
Hij dacht, en hij dacht.
‘Zou ik wensen weer jong te zijn? Ach nee, ik heb het allemaal gehad…
‘Rijk? Mwah… ik ben rijk zat!’
Terwijl hij niets kon bedenken nog te willen kwam er diep van binnen iets opstormen. Iets ondefinieerbaars, iets ongrijpbaars. Het begon te suizen in zijn hoofd. Het begon te ruizen in het gras.
Hij zag ineens beelden verschijnen voor zijn aangezicht. Steeds meer beelden en telkens sneller achtereen.
Hij zag weiden vol met bloemen en paarden. Hij zag zonnebloemen, groter en groter worden tot het kleinste deeltje zichtbaar werd. Hij zag enorme watervallen neerstorten in een andere wereld.
Hij zag duizend gezichten in 1 flits voorbij trekken, miljoenen sterren oplichten en doven, hij zag…
Zo snel verschenen en verdwenen de beelden dat zijn ratio achterbleef. Zijn hele denkend wezen bestond niet meer. Hij was een met de beelden en de beelden waren een met hem.
Hij zat op een berg en zag het ontstaan van het leven op aarde, de vernietigingen, verschrikkelijk vulkanisme, meteoriet inslagen, het opnieuw ontluiken van heel veel leven.
Miljoenen jaren flitste aan hem voorbij.
De beeldenstorm putte hem uit. Met alle kracht probeerde hij nog te begrijpen wat hij zag, zijn lichaam te bewegen. Maar hij kon het niet meer. Het voelde of zijn hoofd zou barsten.
Hij zag de sterren en de sterrenstelsels sneller en sneller naar een eenheid bewegen. De snelheid werd duizelingwekkend tot in een enorme implosie alles bij elkaar kwam. En zijn hoofd barstte. Zijn lichaam was er niet meer. Zijn geest omvatte alles.
Maar alles was zwart, en leeg.
En hij voelde angst, een hele diepe angst alsof hij de enige persoon was die ooit geleefd had, de enige persoon die er was, helemaal alleen door alles en iedereen verlaten. Help me, oermoeder, help me!
–
En toen, plots, was er rust,
stilte en
vrede…
En vanuit het diepst van zijn wezen voelde hij voor het eerst de waarheid.